Een villa in de hel
1 seconde geleden
Over een grandioze film en de kracht van het laten zien en niet vertellen
Het kwaad is geen afgebakend fenomeen, concludeert Femmetje de Wind na het zien van de film ‘Zone of Interest’. ‘Onze geest wil goed en kwaad duidelijk kunnen onderscheiden. Maar dat lukt niet als het object van het kwaad zich niet toont als de schurk, maar als de gewone man of vrouw.
Tijdens research voor mijn nieuwe roman, stuitte ik op een ongelooflijk verhaal dat me niet losliet: in een getuigenverslag van een Holocaust-overlevende las ik dat er in Auschwitz een villa stond waar een gezin woonde. Dat was het gezin van kampcommandant Rudolph Höss. Hij woonde daar met zijn vrouw Hedwig en hun vijf kinderen. De villa was vanuit het kamp zichtbaar en omgekeerd kon het gezin de daken van de barakken en de schoorstenen van de crematoria zien. Mijn redacteur stuurde me van de week een berichtje: wist je dat er een film is gemaakt over die kampcommandant, misschien interessant? De volgende dag zat ik in de bioscoop.
Je hebt films die iets met je doen, maar die je ook snel weer vergeet. En je hebt films die onder je huid kruipen. Zone of Interest valt in die laatste categorie. Regisseur Jonathan Glazer opent de film met geluid. Voor mijn gevoel kijk ik vijf minuten lang naar een wit scherm. Ongemakkelijk. En dat ongemak zet door. Om te beginnen omdat je geen enkel beeld te zien krijgt van hetgeen zich in het concentratiekamp afspeelt.
De film is een aaneenschakeling van idyllische taferelen: prachtige natuur, bloemen, spelende kinderen, banale plagerijtjes. Ja, af en toe schiet er iets gruwelijks tussendoor, een geweerschot, een rokende schoorsteen of een gestolen bontjas, maar verder voert het gewone leven de boventoon. Een leven in de schaduw van de dood, zoals wij allen weten. Maar de dood zien we niet. We zien een verjaardagsfeestje, huishoudsters die taarten bakken, oma die op bezoek komt, vader die een een kopje koffie drinkt met zijn zakenrelaties (dat het gaat over de bouw van een crematorium dat 24 uur per dag kan draaien, lijkt bijzaak).
Glazer verstaat als geen ander de kunst van show don’t tell, of beter nog: don’t show, don’t tell. Bijna alles in ‘Zone of Interest’ is suggestie en langzaam bekruipt je het gevoel dat je naar een familie kijkt die geen geweten heeft. Het ontwrichtende is dat ze zich in hun gewetenloosheid zo vreselijk normaal gedragen.
Na afloop blijf ik zitten met een ongemakkelijk gevoel. Ik moet denken aan het interview van Tucker Carlson met Vladimir Poetin. Daar gebeurde iets soortgelijks: je kijkt naar een moordenaar, maar je ziet een gewone man. Een man die zich zelfs aimabel en schappelijk toont, een mens after all. Het is de banaliteit van het kwaad, een term die Hannah Arendt muntte toen ze het Eichmann-proces versloeg vanuit Jeruzalem. Ook zij zag een gewone man die verantwoordelijk was voor de dood van miljoenen mensen en tegelijkertijd weinig bijzonders liet zien; Eichmann was zo iemand als je buurman. Het idee dat gewone mensen in staat zijn tot zulke afschuwelijke dingen niet vanuit een diepgewortelde haat of ideologie, maar juist door gedachteloosheid en onverschilligheid of simpelweg door het uitvoeren van orders, is op zijn zachtst gezegd een zeer ontwrichtende gedachte.
Onze geest wil goed en kwaad duidelijk kunnen onderscheiden. Maar dat lukt niet als het object van het kwaad zich niet toont als de schurk, maar als de gewone man of vrouw. Het ongemak van de film schuilt misschien wel hierin dat we bijna twee uur lang kijken naar mensen die op ons lijken. Het doet je beseffen dat het kwaad niet een afgebakend fenomeen is, niet altijd meteen duidelijk, noch gedefinieerd. Het kwaad is veel complexer dan dat, maar vooral: veel simpeler. En dat is doodeng.
Hoe het afliep met Höss? Ook dat zien we niet in de film. Maar op Google ben je er snel genoeg achter. Hij werd opgehangen in 1947, op de plek waar hij zich zo thuis voelde, in Auschwitz. Toch nog iets van gerechtigheid.