Een ode aan Piet Calis
1 seconde geleden
Piet Calis, literatuurhistoricus en Vondel biograaf is niet meer
Wanhopig vanuit je tenen en totale blijdschap
De eerste keer dat Piet en ik elkaar ontmoetten, was ik twaalf: nu 38 jaar geleden. Ik was waarschijnlijk een van de vele meisjes die langskwamen aan de Brouwersgracht 8 waar Piet toen woonde met Carla.
Ik zat in de eerste klas van het Vossius en mijn moeder had in haar wanhoop een goede bijlesjuf voor me geregeld. Op school voerde ik niets uit en ik stond inmiddels ook een onvoldoende voor Nederlands.
Brouwersgracht 8: Twee trappen moest ik op. Bovenaan het donkere trappengat stond een vrolijke vrouw met donkerblond kort gekruld haar op me te wachten. Ze stelde zich voor als Carla. In haar hand had ze een hondenkoekje dat ze me heimelijk toestopte, zodat ik goede sier kon maken bij haar viervoeter bang bang, die enthousiast stond te kwispelen.
De grote verdieping baadde in het licht. Brede grenen vloerdelen, een ronde eettafel, Wajang poppen aan de muur, een bijzettafel met een bloemetjestheeservies en een schildersezel waar een bijna af schilderij van bang bang op prijkte. Maar nergens een boek.
Carla en ik hadden meteen een klik. Dit was geen juf, dit was een kruising tussen een moeder en een vriendin. Na afloop zei ik tegen mijn moeder dat ik waarschijnlijk erg veel bijlessen nodig zou hebben. Het was slecht gesteld met mijn kennis van de Nederlandse taal. Een deel van die lessen ging op aan het persoonlijk voornaamwoord en het naamwoordelijk gezegde, het andere deel ging op aan zaken die ik evenmin begreep, maar die wel mijn aandacht konden vasthouden: vriendinnen en de liefde.
Halverwege de bijles hoorde ik gestommel boven mijn hoofd. Carla kondigde enigszins formeel aan: “Daar komt Pietje uit zijn walhalla.” Van de trap die midden in de kamer uitkwam, kwam op kousenvoeten afgedaald naar de gewone wereld: Piet. Een grote bos krullen op een wiebelend hoofd. Ik werd vol enthousiasme begroet. Piet danste een beetje als hij naar de keuken wandelde om een kop koffie te zetten. Daarna verdween hij weer naar boven. En ik dacht: wat is een walhalla?
Gaandeweg de jaren begreep ik wat Piet daarboven deed, en ook snapte ik dat Carla met het woord walhalla verwees naar de eindeloze bibliotheek en kennis die Piet had van de literatuur. Een paar jaar later kreeg ik ook les uit Piets boeken. Ik was toen allang geen bijles-kind meer, maar ik kwam nog steeds elke week bij Piet en Carla over de vloer. Nu dronken we koffie met z'n drieën.Tijdens die momenten spraken we over van alles en nog wat maar ik herinner me vooral Piets verhalen over het geloof. Hij was katholiek en had ooit in een klooster gezeten, maar hij hield teveel van de vrouwen om priester te worden. Wat mij raakte was Piets godsbesef, deze man was zo erudiet en belezen: als hij in G’d geloofde dan moest ik er toch nog maar eens over nadenken. Het fijne aan Piet was dat hij net zo goed mee praatte over de nieuwe kleur lippenstift van Yves Saint Laurent.
Toen ik twintig was, stierf Carla in de bloei van haar leven. Ik herinner me goed dat ik bij haar in het ziekenhuis was aan de Prinsengracht en dat ik naar Piet keek en dacht: hoe moet het straks verder met Pietje?
Maar Pietje liet zich niet klein krijgen. Zijn enorme verdriet om het verlies van Carla was er, maar hij zocht ook het licht weer op. Het dansen en feesten ging door en misschien nog wel met meer overtuiging dan daarvoor. In een interview dat hij gaf over zijn biografie over Vondel zei hij: “De barok creëert een wereld van uitersten: totale blijdschap, eindeloze dans en ook het totale huilen, wanhopig zijn vanuit je tenen." Toen Carla stierf was Piet wanhopig vanuit zijn tenen, maar er kwam ook weer totale blijdschap toen hij Marjan ontmoette.
Carla zei op haar sterfbed tegen me: “Let je een beetje op Pietje?” Vermoedelijk heeft ze hetzelfde tegen Piet gezegd over mij, want na Carla’s dood was Piet ineens nog meer geïnteresseerd in mijn verhalen over vriendjes, vriendinnen en uiteraard in de nieuwste kleur lippenstift. Ook hielp hij bij het keuren van mijn vriendjes.
Piet en Carla hebben mij van de literatuur laten houden. Piets boek “Onze literatuur tot 1916” heb ik gespeld, maar ik had ook nog het voordeel dat ik van de kenner zelf les kreeg. Voor mijn mondeling Nederlands hebben Carla en Piet me in een aantal gesprekken volledig klaargestoomd. Ik haalde uiteindelijk voor mijn eindexamen een 10. Ik was zo blij, vooral omdat ik hen trots had gemaakt. En natuurlijk ook voor mijn moeder die zag dat haar investering niet voor niets was geweest.
Toen ik zoveel jaren later mijn debuutroman Rivka uitbracht, droeg ik dat boek op aan Carla. Het eerste exemplaar reikte ik uit aan Piet. Ik zal nooit Piets toespraak daar vergeten: waarin hij een hele uiteenzetting gaf over de wetenswaardigheden van de naam Rivka. Piet kon kleine dingen, details, aanmerkelijk en belangrijk maken, dingen die ik over het hoofd zag, zag hij. Hij had een zeer precies oog en hij wist altijd de juiste woorden te vinden.
Toen Marjan mij vrijdag appte dat Piet op sterven lag, heb ik samen met mijn zus en mijn man nog even bij hem kunnen zijn, ik heb zijn hand vastgehouden en hij deed af en toe zijn ogen open en lachte dan. Toen we weggingen richtte hij zich een beetje op, ik zag hoe hij al zijn kracht verzamelde en toen zei: ik houd van jullie.
Dit afscheid was een kostbaar geschenk.
Piet leerde me dat geluk en verdriet dicht bij elkaar liggen en dat we beide ten volle moeten beleven.
Lieve Piet, ik zal je altijd dankbaar blijven voor alles wat je me hebt geleerd en gegeven.